Toen Theo van Gogh vermoord werd in 2004 schreef ik een ingezonden brief in de Leeuwarder Courant over de vrijheid van meningsuiting. Ik kreeg daar kritische reacties op in de zin van: wie aan de grenzen van meningsuiting probeert te komen, neemt ons land een fundamentele waarde af. Anderen begrepen mijn punt beter: het feit dat we die vrijheid hebben, wil nog niet zeggen dat we die tot op het randje hoeven te gebruiken om daarmee anderen stelselmatig in de hoek te zetten. Ik moet dezer dagen weer veel aan die periode denken.
De discussie over de vrijheid van meningsuiting was al begonnen met de moord op Pim Fortuyn. Ook toen mengde ik me in het publieke debat onder andere met initiatief tot het organiseren van een Moment voor Verdraagzaamheid in Leeuwarden.
Wat is er sindsdien veel gebeurd. De rechtzaak van Wilders was daarin wel een hoogtepunt. Mijn mening is eigenlijk niet veranderd: het is aan ons allemaal om verstandig om te gaan met woorden. Het houdt me dezer dagen weer erg bezig. Ik hoop zo dat de afschuwelijke gebeurtenissen in Noorwegen iedereen, burger en politicus, aan het denken zet. Ieder voor zich kan een afweging maken over zijn of haar eigen toon. De samenleving is van ons: we zijn er samen verantwoordelijk voor.